dinsdag 17 november 2009

Dovemansoren

Gespannen betraden wij het plaatselijke hospitaal. Binnengekomen zochten we tevergeefs naar een fast pass. Geduldig namen we dus maar plaats in de wachtruimte, tot de assistente onze naam afriep. Schielijk legden we beduimelde Story en Panorama met de kerstfoto’s van de Koninklijke familie uit 2006 weg, stonden op en liepen met 2 opgestoken vingers richting de assistente. Zonder de vraag af te wachten, mompelde ik dat we met zijn tweetjes onze opwachting bij de chirurg wilden maken. In plaats van “Row two” zei ze echter: “Komt u maar mee naar kamer twee”. Toch zou ze als castmember bij It’s a small World geen gek figuur zou slaan. Ze had een warme glimlach.

“Doet u de jas maar uit en neem maar plaats op de onderzoekstafel, de dokter komt zo bij u”. Dat viel mee, tot nu toe tenminste. Zij verliet de kamer, ons vol spanning achterlatend. Wat bespreek je met elkaar in een onderzoekskamer? En wat als je daar ruim een kwartier moet wachten? Wij snakten naar de Story en de Panorama, desnoods uit 2004. Voetstappen op de gang. Zou dat de dokter….? Ze gingen voorbij, telkens weer. Onze dokter droeg kennelijk bordeelsluipers want, als donderslag bij heldere hemel, stormde hij de kamer binnen.

Ik begrijp best dat de dokter geen tijd heeft voor een uitgebreid rondje voorstellen van de gespreksdeelnemers. Maar deze dokter hield helemaal niet van plichtplegingen, zette zich achter de computer en sprak, zonder zich om te draaien tot mijn vrouw: “Zegt u het maar”. Het bleef angstig stil, zij is namelijk ooit na een narcose hardhorend (zeg maar gerust doof) wakker geworden. Zij wachtte rustig tot de dokter zich tot haar zou wenden.

Natuurlijk ben ik gewend om mijn vrouw waar nodig te helpen. Je moet hier wel mee uitkijken, slechthorende mensen zijn immers niet op hun achterhoofd gevallen. Met een beetje moeite kan je goed met ze communiceren. Ik wees de dokter op de handicap van mijn vrouw. Hij knikte begrijpend en richtte zich bij de verdere vragen tot mij. Hij nam nog net de moeite om haar, in plaats van mij, lichamelijk te onderzoeken.

Na het onderzoek kwamen de dokter en ik tot de conclusie dat een operatie onvermijdelijk was. “Gelijk na de vakantie dan maar?” Kijk da’s nou weer een voordeel van een dokter die van opschieten houdt. “Nou, vooruit dan maar”, slikte ik. Nog even snel aan mijn vrouw gevraagd of zij er ook mee instemde. Formeel moest de dokter toen nog wel even de mogelijke complicaties van zo’n ingreep met mij doornemen. Net zoals een leuke vakantie plotseling in een nachtmerrie kan veranderen doordat het vliegtuig neerstort, zo zijn er bij zo’n operatie ook van die kleinigheidjes die er toe kunnen leiden dat je je nog eens achter het oor krabt voor je je galblaas laat verwijderen. Statistisch blijkt vliegen de veiligste vorm van vervoer en als je ooit geopereerd moet worden, dan hoop ik voor je dat het aan de galblaas is, want statistisch loop je dan weinig risico. We kregen toch nog vier boekjes mee waarin alle mogelijk rampspoed nog eens gedetailleerd beschreven staat.

Inmiddels hebben we een kennismakingsrondje door het ziekenhuis gemaakt. Bloedprikken, een hartfilmpje, gesprekje bij de narcotiseur (en nu geen foutjes meer hè vriend,…dooF is al erg genoeg) en tot slot naar opname. Alles is in kannen en kruiken, we kunnen, al is het dan met een blaas vol stenen, eerst met vakantie en dat was nu eens niet tegen dovemansoren gezegd!